De verhalen van de vijf auteurs in deze verzamelbundel
gaan over mensen − zelfs als in het verhaal
een hond optreedt als verteller − en hoe zij
met elkaar omgaan. In de stad komen ze samen
en net als het water in de rivier die langs de stad
stroomt, zullen ze ooit eindigen in de grote zee.
Terugkijkend op hun reis, of lustig fantaserend,
ziet de een met weemoed terug op een liefde die
nooit werd vervuld, de ander op de ontmoeting
met een Meester die worstelt met zijn bestaan.
In andere verhalen ontmoetingen met een cabaretier
die het na de dood van zijn ghostwriter niet
meer redt en met een jong volwassene die zich
losrukt uit het ouderlijk huis en uiteindelijk bij een
merkwaardige hospita terecht komt. Even verschillend
als de schrijvers zijn de verhalen: van
ontroerend tot ronduit hilarisch, soms met een
stevige basis in de werkelijkheid en soms het resultaat
van een speelse geest.
Gerda Aalbers (1943) schrijft korte verhalen die opvallen door de relativerende en soms zwarte humor waardoor ze, ondanks de diepere ondertoon, een amusant karakter krijgen. In 2011 verscheen haar boek De geur van de papegaai waarin zij ontroerende en soms hilarische herinneringen vermengt met fictie. Bij Uitgeverij Kontrast verschenen verhalen in de bundels Inhaalkoorts (2012) en Passanten (2013). Andere verhalen werden gepubliceerd bij TOP, Bemmel.
Thijs van Ooijen (1941). Een gewone Rotterdammer. Gek op zijn stad en havens, maar ook op jazz, blues, schilderen en schrijven. Rotterdam is voor hem jazz en blues en een bijna onuitputtelijke bron voor zijn verhalen.
Betty van Rijk (1951) groeide op in het Hollands rivierenlandschap. In dit decor spelen veel van haar verhalen zich af. Zij schrijft over autonomie, identiteit en de rol die taal speelt bij werkelijkheidsbeleving. Eerder verschenen verhalen van haar in verzamelbundels bij Uitgeverij Kontrast. Naast korte verhalen schrijft zij ook gedichten. Momenteel werkt zij aan een serie prozagedichten.
Evert van der Schee (1945). ‘Ik ben slecht in talen maar goed in taal.’ Nederlands fascineert hem. Evert van der Schee, een werkzaam leven druk als natuurkundige, was als kind al tegendraads en op zoek naar grenzen. In een licht ironische, reflecterende schrijfstijl verhaalt hij over onzekerheid, bestemming en overwinning. Eerder verschenen verhalen van hem in de bundels Inhaalkoorts en Passanten eveneens bij uitgeverij Kontrast.
Kees Schrevel (1939) publiceerde in diverse tijdschriften, schrijft korte verhalen en gedichten en gaf les in deze genres, levensverhalen en columns. Hij was eindredacteur van De Schrijverskrant. Voor dit blad interviewde hij een reeks Nederlandse literaire auteurs, later live op podium. Hij was als voorzitter betrokken bij de jurering van verschillende landelijke schrijfwedstrijden.